Als beelddenker weet ik maar als te goed wat het is om taal te moeten leren in een systeem wat niet echt bij je past. Een systeem wat gericht is op leren vanuit je linker hersenhelft en die vaak maar weinig ruimte laat aan creatief denkende mensen. Eigenlijk is het pas sinds een paar jaar dat ik er achter kwam dat ik een beelddenker ben, maar dat heeft misschien te maken met de moderne tijd die voor alles een mooie naam verzint. Vroeger was je gewoon niet als te slim, en woordblind, ‘dom’ dus eigenlijk.
In elk geval was taal altijd een probleem. Men leerde mij dat ik moest luisteren naar de taal zodat ik kon weten wat ik schrijven moest. De letters leerde ik als klanken met als gevolg dat ik na een poosje de weg behoorlijk kwijt was. Ik hoor namelijk geen verschil tussen port of poort, woord of word. En dan de ui, eu of u, waarom schrijf je kurk met een u en keur met eu het is toch echt dezelfde klank die ik hoor.
Door de jaren heen heb ik me weten te redden. Voor woorden die ik lastig vond verzon ik synoniemen ook gebruikte ik vaak een kladblaadje om woorden te testen, ik schreef de verschillende opties even op en bepaalde aan de hand van wat ik zag welke ik zou gebruiken in mijn zin. Eenmaal op de middelbare school heb ik de vreemde talen zo snel mogelijk uit mijn pakket laten vallen, ik presteerde het om 1-en te scoren nadat ik echt mijn best had gedaan de woordjes goed te leren. Eenmaal op de Kunstacademie deed het er allemaal niet meer toe, ik kon aan de slag met beelden en voelde me eindelijk op mijn plek.
Toch kan het ook anders. Inmiddels ben ik gaan inzien dat onze taal wel degelijk een logica en een structuur heeft. Dat er taalregels zijn die steun bieden daar waar mijn taalgevoel het af laat weten. Dat al onze woorden simpelweg opgebouwd zijn uit 26 letters en dat de klanken allemaal bepaald worden door de combinaties van die letters en de plek in het woord.
Nu kan ik mijn kinderen leren dat ze vooral niet moeten vertrouwen op wat ze horen maar leer ik ze de regels van onze taal zodat ze weten wat ze moeten schrijven. Ze leren woordbeelden en dat zijn niet alleen visuele plaatjes van een woord maar dat is een totaal woordbegrip. Ze leren dat door te spellen met alfabetklanken, door taalregels en door veel te oefenen en te spelen met taal waardoor ze inzicht krijgen in de structuur van de taal.
Omdat ik zelf nooit heb geleerd hoe dat te doen volg ik op het moment een cursus remedial teacher ABC taal. Het is mooi om nu als nog te leren hoe onze taal in elkaar zit en om meer inzicht te ontwikkelen. Het is geweldig dat ik daarmee mijn taalzwakke beelddenkende zoon op weg help en het is helemaal geweldig dat ik kan voorkomen dat mijn twee jongere kinderen de taal verklankend leren spellen en daardoor ook zwak worden in taal.
Nog een paar maanden en dan hoop ik mijn diploma te halen tot die tijd is het hard werken en studeren wat me af en toe tot wanhoop drijft omdat ik keer op keer geconfronteerd word met mijn eigen taalzwakte maar wat tegelijk een enorme voldoening geeft als ik merk dat ik dingen ga snappen en structuren in de taal ga herkennen. Ik zie een enorme vooruitgang bij Ot die een paar maanden terug een simpel zinnetje niet foutloos op papier kreeg en nu met plezier zelf verhalen schrijft. Ik ga steeds meer geloven dat meneer de Haan toch echt gelijk heeft. Zie artikel "Weet je wat, ik word dyslectisch"